Wet op de financiële zekerheden biedt betere bescherming tegen het faillissement van uw handelspartners 

Met de Wet van 15 december 2004 betreffende de financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten (hierna de Wet op de financiële zekerheden) heeft de Belgische wetgever de richtlijn /2002/47/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiële zekerheidsovereenkomsten geïntegreerd in het Belgisch rechtsysteem.

Hoewel deze richtlijn als doel heeft om, in het raam van de realisatie van een interne markt voor financiële diensten, de juridische positie van de begunstigden van financiële zekerheden te versterken, in het bijzonder in geval van insolvabiliteit van één van de betrokken partijen, en hiermee vooral de financiële wereld beoogde, biedt de Belgische wetgeving aan alle handelaars belangrijke instrumenten aan om zich beter te kunnen beschermen tegen de insolventie van hun handelspartner.

Sinds de Wet op de financiële zekerheden kunnen volgende bepalingen immers niet meer zo gemakkelijk worden aangevochten door de curator. Bovendien is de wijze waarop de handelaar tot verzilvering kan overgaan enorm vergemakkelijkt.

  1. Een contractuele bepaling waarbij contanten of schuldvorderingen op een derde schuldenaar van uw contractant aan U in pand worden gegeven tot zekerheid van uw schuldvordering. Voor alle zekerheid kan men het best deze derde schuldenaar van uw contractant zo snel mogelijk op de hoogte brengen van de inpandgave. De verzilvering van uw zekerheid kan gebeuren zonder dat voorafgaandelijk de toestemming moet worden gevraagd aan de Rechter. Indien de zekerheid bestaat uit “contanten” voorziet de Wet in een mogelijkheid tot eenvoudige verrekening van deze contanten met de openstaande schuld.
  2. Een bepaling waarbij de eigendom van cash geld of van schuldvorderingen of van een financieel instrument tot zekerheid wordt overgedragen aan de schuldeiser. Opnieuw geldt de waarschuwing dat men best aan de derde schuldenaar van uw schuldeiser de overdracht in eigendom tot zekerheid meedeelt.
    De verzilvering van uw zekerheid kan gebeuren zonder dat voorafgaandelijk de toestemming moet worden gevraagd aan de Rechter. Indien de zekerheid bestaat uit “contanten” voorziet de Wet in een mogelijkheid tot eenvoudige verrekening van deze contanten met de openstaande schuld.
  3. Het voorzien van een nettingovereenkomst, zijnde een overeenkomst tot schuldvernieuwing of tot bilaterale of multi-laterale schuldvergelijking in de algemene verkoopsvoorwaarden of in de (standaard)contracten.
    Het beste voorbeeld van dergelijke clausule is een beding waarbij de handelaars overeenkomen dat bij de insolventie van de schuldenaar hun wederzijdse schulden en schuldvorderingen worden gecompenseerd en dat de vordering op het faillissement het resultaat is van deze schuldvergelijking en/of –verrekening.
    Zolang deze “nettingovereenkomst” wordt afgesloten ten laatste voordat de samenloop tot stand kwam of voor de samenloop indien de contractspartij kan aantonen dat zij op het ogenblik waarop de betrokken overeenkomst werd gesloten in de gewettigde onwetendheid was over de opening van de procedure van samenloop, is deze overeenkomst tegenstelbaar aan de curator.

Overeenkomsten tot inpandgave van een financieel instrument, de overeenkomst tot eigendomsoverdracht als zekerheid en de nettingovereenkomsten moeten steeds schriftelijk worden aangetoond ten opzichte van de curator.

De overeenkomt tot inpandgave en de overeenkomsten tot eigendomsoverdracht als zekerheid van de financiële instrumenten kunnen door de curator niet meer worden aangevochten enkel omdat ze zijn aangegaan tijdens de verdachte periode.

De curator kan deze overeenkomsten enkel niet-tegenstelbaar horen verklaren aan het faillissement indien hij kan aantonen dat de zekerheid werd gevestigd tijdens de verdachte periode voor een oudere schuld (artikel 17, 3° Faill.W.) of indien hij kan aantonen dat de handelaar die er zich op beroept op de hoogte was van de faillissementstoestand in hoofde van zijn handelspartner op het moment dat de overeenkomst werd afgesloten en er werd gehandeld met bedrieglijke inzichten (artikel 20 Faill.W.).

De nettingsovereenkomsten daarentegen kunnen enkel op basis van dit laatste wetsartikel (artikel 20 Faill.W.) worden aangevochten.

Publicaties